30 DECEMBER 2012:   Feest van de H. Familie

 

Eerste lezing uit de profeet Sirach 3, 2-6+12-14

De Heer heeft een vader aangesteld over de kinderen, en de moeder recht gegeven over haar zonen. Wie zijn vader eerbiedigt krijgt vergeving van zonden en als iemand die schatten verzamelt is hij die zijn moeder eert. Wie zijn vader eert, beleeft vreugde aan zijn kinderen, en wanneer hij bidt, wordt hij verhoord. Wie zijn vader eert zal een lang leven genieten en wie zijn vader gehoorzaamt verkwikt het hart van zijn moeder. Wie de Heer vreest, eert zijn ouders. Kind, draag zorg voor uw vader op zijn oude dag en doe hem geen verdriet zolang hij leeft. Op de dag dat ge in nood zijt, wordt aan u gedacht; gij die nog in volle kracht zijt, veracht uw vader niet. Medelijden met uw vader wordt niet vergeten, anders dan de zonden bouwt zij uw huis op.

 

Tweede lezing uit de brief aan de Christenen van Kolosse 3, 12-21

Broeders en zusters,
Bekleedt u, als Gods heilige en geliefde uitverkorenen, met tedere ontferming, goedheid, deemoed, zachtheid en geduld. Verdraagt elkander en vergeeft elkander als de een tegen de ander een grief heeft. Zoals de Heer u vergeven heeft zo moet ook gij vergeven. Voegt bij dit alles de liefde als de band der volmaaktheid. En laat de vrede van Christus heersen in uw hart; daartoe zijt gij immers geroepen, als leden van één Lichaam. En weest dankbaar. Het woord van Christus moge in volle rijkdom onder u wonen. Leert en vermaant elkander met alle wijsheid. Zingt voor God met een dankbaar hart psalmen, hymnen en liederen, ingegeven door de Geest. En al wat gij doet in woord of werk, doet alles in de Naam van Jezus de Heer, God de Vader dankend door Hem. Vrouwen, weest uw man onderdanig, zoals het christenen betaamt. Mannen, hebt uw vrouw lief en weest niet humeurig tegen haar. Kinderen, gehoorzaamt uw ouders in alles, want dit is de Heer welgevallig. Vaders, tergt uw kinderen niet, opdat zij de moed niet verliezen. 

 

Uit het Heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens  Lucas 2, 41-52

Ieder jaar reisden de ouders van Jezus bij gelegenheid van het paasfeest naar Jeruzalem. En overeenkomstig het gebruik bij dit feest gingen zij opnieuw daarheen toen Hij twaalf jaar geworden was. Maar na afloop van die dagen keerden zij naar huis terug. Het kind Jezus bleef echter in Jeruzalem achter zonder dat zijn ouders het wisten. In de mening dat Hij zich bij de karavaan bevond, gingen zij een dagreis ver en zochten Hem toen onder familieleden en bekenden. Omdat zij Hem niet vonden keerden zij al zoekende naar Jeruzalem terug. Pas na drie dagen vonden zij Hem in de tempel, waar hij te midden van de leraren zat, naar wie Hij luisterde en aan wie Hij vragen stelde. Allen die Hem hoorden, waren verbaasd over zijn begrip en zijn antwoorden. Toen zij Hem daar opmerkten, stonden zij verslagen. Zijn moeder zei tot Hem: “Kind, waarom hebt Ge ons dit aangedaan? Denk toch eens met wat een pijn uw vader en ik naar U hebben gezocht.” Maar Hij antwoordde: “Wat hebt ge toch naar Mij gezocht? Wist ge dan niet, dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?” Zij begrepen echter niet wat Hij daarmee bedoelde. Hij ging met hen mee naar Nazaret en was aan hen onderdanig. Zijn moeder bewaarde alles wat er gebeurd was in haar hart. En met de jaren nam Jezus toe in wijsheid en welgevalligheid bij God en de mensen.

Overweging

...denk toch eens met wat een pijn uw vader en ik naar U hebben gezocht (Lucas 1,48)

Ja, dat Jozef en Maria ongerust waren dat lijdt geen twijfel! Jezus was al drie hele dagen zoek. Jeruzalem was een grote stad en het krioelde er van de mensen, mensen van allerlei slag. Er kon dus van alles gebeurd zijn.

Hoe reageerde Jezus op de bange en bezorgde woorden van Maria en Jozef? Net zo laconiek als elke puber: “Waar maken jullie je druk over? Jullie hadden toch kunnen bedenken dat Ik in het huis van mijn Vader zou kunnen zijn?” Een voor de hand liggende reactie van Jozef zou zijn: “Sorry, kind, maar mijn huis staat in Nazaret. Je mag een maand lang de deur niet uit!”

Maar dit was niet zomaar een familie, dit was de Heilige Familie en Jezus was al twaalf. Het was vast niet de eerste keer dat Hij hen liet schrikken. Ze waren er waarschijnlijk al mee vertrouwd geraakt “de dingen in hun hart te bewaren” (Lucas 2,51) om er verder over na te denken, te bidden, te praten!

Onze omgangsvormen zijn misschien wat minder beleefd dan die van de Heilige Familie. En onze vaardigheden als ouders zijn misschien ook niet helemaal optimaal – met name als we onszelf vergelijken met Maria en Jozef. Welke ouder kan zeggen dat hij nooit eens uit zijn slof geschoten is bij een onvoorspelbare daad of een onverwachte opmerking van een van zijn kinderen. Iedere ouder weet wel hoe het voelt om heen en weer geslingerd te worden tussen vertrouwen en zorg en angst, een slingerbeweging waarin onze kinderen ons bij tijd en wijle doen belanden.

Het maak niet uit hoe ver we nog van het ideaal verwijderd zijn, we kunnen allemaal leren de stormen van het ouderschap het hoofd te bieden door als ouderpaar samen te werken, door schuld en boosheid te overwinnen met liefde en door onze vragen en zorgen bij onze hemelse Vader te brengen.

Jezus leek heel ver weg tijdens die drie dagen dat het vertrouwen van Maria en Jozef danig op de proef gesteld werd. Maar al die tijd wachtte Hij op hen in het huis van zijn Vader. Soms kunnen ook wij de indruk hebben dat onze kinderen ver weg zijn. Maar als leden van Gods gezin mogen we verwachten dat we elkaar vroeg of laat zullen terugvinden in het huis van onze Vader. Laten we intussen ons gezin toewijden aan Jezus en Hem vragen ons te leren hoe we kunnen komen tot hetzelfde geloof en vertrouwen als we bij Maria en Jozef mochten zien.

Gebed

Vader, U hebt Maria en Jozef gezegend omwille van hun eenheid en liefde. 
Geef dat ons gezin ook één zal worden in U, door Uw Heilige Geest.