29
DECEMBER
2012
|
|
Eerste lezing uit de
Eerste Brief van Johannes 2, 3-11
Vrienden, hoe weten wij dat wij God kennen? Er is maar één bewijs: dat we ons houden aan zijn geboden. Wie zegt dat hij Hem kent maar zich niet stoort aan zijn geboden is een leugenaar; in zo iemand woont de waarheid niet. Maar in een mens die gehoorzaam is aan Gods woord heeft zijn liefde werkelijk haar volmaaktheid bereikt; dan weten we zeker dat we 'in Hem' zijn. Wie aanspraak maakt op verbondenheid met God moet leven juist zoals Christus geleefd heeft. Vrienden, ik leg u geen nieuw gebod op. Het is het oude gebod dat gij altijd gehad hebt; het is de boodschap die gij vanaf bet begin hebt gehoord. Toch is het ook weer een nieuw gebod en dat geldt van Christus maar ook van u: want de duisternis gaat voorbij en het waarachtige licht schijnt reeds. Wie zegt in het licht te zijn maar zijn broeder haat die is nog steeds in duisternis. Wie zijn broeder liefheeft blijft in het licht en hij komt niet ten val. Maar wie zijn broeder haat is in duisternis. Hij tast in het donker en hij weet niet waarheen zijn weg hem voert, want de duisternis heeft hem blind gemaakt.
|
|
Uit het Heilig
Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens
Lucas 2, 22-35
Toen de tijd aanbrak waarop Maria en het Kind volgens de Wet van Mozes gereinigd moesten worden, brachten zijn ouders Jezus naar Jeruzalem om Hem aan de Heer op te dragen, volgens het voorschrift van de Wet des Heren: elke eerstgeborene van het mannelijk geslacht moet aan de Heer worden toegeheiligd, en om volgens de bepaling van de Wet des Heren een offer te brengen, namelijk een koppel tortels of twee jonge duiven. Nu leefde er in Jeruzalem een zekere Simeon, een wetgetrouw en vroom man die Israëls vertroosting verwachtte, en de heilige Geest rustte op hem. Hij had een godsspraak ontvangen van de heilige Geest dat de dood hem niet zou treffen voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd. Door de Geest gedreven was hij naar de tempel gekomen. Toen de ouders het kind Jezus daar binnenbrachten om aan Hem het voorschrift der Wet te vervullen, nam ook hij het kind in zijn armen en verkondigde Gods lof met de woorden: "Uw dienaar laat Gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd dat Gij voor alle volken hebt bereid; een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor uw volk Israël." Zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat van Hem gezegd werd. Daarop sprak Simeon over hen een zegen uit en hij zei tot Maria, zijn moeder: "Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat weersproken wordt, opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden; en uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord."
|
|
Overweging
|
|
Gebed
Heer, ik bied U mijn leven aan. Al mijn dromen, plannen, verwachtingen en angsten zijn van U. Geef me het geloof om U vandaag te volgen, wetend dat U alles voor mij ten goede zult keren. |